Een herfstavond in de moestuin. De wind waait frisser dan anders en in de verte kondigt de schemer zich al aan. Het is rustig op de volkstuin, zeg maar gerust muisstil. Er is niemand op dit verlaten tijdstip. Overal om me heen liggen stapels snoeiafval die me gezelschap houden. De beukenhaag en de liguster zijn geknipt en het blad en de takken liggen levenloos op de grond.
Ik pak de hark uit de gereedschapskist. Mijn lievelingshark. Een hark die zichzelf al in heel wat hopen heeft gestoken. Gemaakt van onvermoeibaar gesmeed ijzer. Dienstbaar tot in de eeuwigheid.
Met een ferme steek verdwijnt de hark diep in de hoop snoeiafval en betrap ik mezelf op de voldoening die dat geeft. Het voelt goed om de natuur met één stevige steek onder mijn controle te krijgen. De afgelopen weken kreeg ik het gevoel dat de onvermoeibare groei van onkruid een krachtig greep op mij en m'n moestuin kreeg.
Nu is het pay-back-time.
Een paar passen brengen me bij de composthoop alwaar ik de stapel met een flinke zwaai op de composthoop zwieper. Het geeft een voldaan gevoel. De ene na de andere hoop verdwijnt op de composthoop en de moestuin maakt weer een opgeruimde indruk.
Gek woord eigenlijk, composthoop. Als je het dode materiaal erop gooit, dan is het eigenlijk maar een hoop ellende. Maar in die hoop ellende gebeurt iets moois. Er wordt namelijk hard gewerkt aan de basis voor een nieuw seizoen. Een nieuwe hoop ontstaat in de vorm van compost. Hoopvol wachtend om de bodem te verrijken voor de volgende oogst.
Als ik mezelf een moment gun om rustig rond te kijken kan ik niet anders constateren dan dat de zomer voorbij is. Na de explosie van natuurgeweld de afgelopen weken, lijkt het groen in zichzelf gekeerd. Als getroffen door een korte flauwte na een enorme inspanning. Het werk is gedaan, de oogst is geproduceerd.
De tomatenplanten hangen uitgemergeld aan hun stok. Het spaarzame touw, dat ik in de lente nog met zoveel zorg om de prille plantjes knoopte, is het enige dat hen nog bindt. Met een paar steken van de spade liggen ze plat. De stokken bewaar ik voor volgend jaar en de stronken gaan op de composthoop.
De leeggevallen bedden probeer ik hoopvol nog wat op te vergroenen met een groenbemester alvorens het hardvochtige onkruid mij te snel af is. Al moet ik vaak constateren dat die laatste het vaak wint van de eerste.
Mocht deze herfstige proza je een diep donker gat doen vallen, dan kun je je altijd nog visueel laven aan digitale herfstkunst op de site van het Rijks. Deze herfstig melancholisch tekst zal dan verder ondersteund worden door de tinten bruin en grijs die in een andere eeuw aan het doek zijn toevertrouwd, zoals onderstaand schilderij van Mauve.
Het moeras, Anton Mauve, ca. 1885 – ca. 1888 |
Het gedicht Peer van Drs. P is geschreven voor dit jaargetijde en wil ik – tot slot – niet onvermeld laten:
De rozen zijn uitgebloeid, het is geen zomer meer
Ik ben alleen en heb een peer
De avond valt ook steeds vroeger, wat ik ook probeer
Ik schik de peer en snij de peer
In weemoedige, herfstige sfeer
Peuzel ik mijn stukje peer
De koude sluipt nader en de regen druizelt neer
Ik ben alleen en zonder peer
Voorzichtig klap ik de laptop dicht. Dit verhaal is klaar. Ik pook de kachel nog eens op en schenk mezelf een glas vergetelheid in. Hopende dat het edele vocht de herfstige wind door mijn hoofd doet afzwakken waarna ik onder de dekens kruip en mijn soezige hoofd te ruste leg op het zachte dons.
Dag zomer. Slaap zacht. Overmorgen is het wellicht winter.